Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 11:22-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Want indien gij heel dit gebod, dat ik u heden opleg, zeer naarstig onderhoudt, de Here, uw God, liefhebt, in al zijn wegen gaat en Hem aanhangt,

23. dan zal de Here al deze volken voor u wegdrijven, zodat gij het gebied van volken, groter en machtiger dan gij, in bezit zult nemen.

24. Elke plaats die uw voetzool betreedt, zal van u zijn; van de woestijn af tot de Libanon, van de rivier af, de rivier de Eufraat, tot de westelijke zee toe zal uw gebied zich uitstrekken.

25. Niemand zal vóór u standhouden; de Here, uw God, zal schrik en vrees voor u leggen op het gehele land dat gij betreedt, zoals Hij u heeft toegezegd.

26. Zie, ik houd u heden zegen en vloek voor:

27. zegen, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg;

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 11