Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 11:19-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Gij zult ze uw kinderen leren en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat;

20. gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten,

21. opdat gij en uw kinderen in het land, waarvan de Here uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun zou geven, zó lang leeft, als de hemel boven de aarde staat.

22. Want indien gij heel dit gebod, dat ik u heden opleg, zeer naarstig onderhoudt, de Here, uw God, liefhebt, in al zijn wegen gaat en Hem aanhangt,

23. dan zal de Here al deze volken voor u wegdrijven, zodat gij het gebied van volken, groter en machtiger dan gij, in bezit zult nemen.

24. Elke plaats die uw voetzool betreedt, zal van u zijn; van de woestijn af tot de Libanon, van de rivier af, de rivier de Eufraat, tot de westelijke zee toe zal uw gebied zich uitstrekken.

25. Niemand zal vóór u standhouden; de Here, uw God, zal schrik en vrees voor u leggen op het gehele land dat gij betreedt, zoals Hij u heeft toegezegd.

26. Zie, ik houd u heden zegen en vloek voor:

27. zegen, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg;

28. maar vloek, indien gij naar de geboden van de Here, uw God, niet luistert en afwijkt van de weg die ik u heden gebied, door het achterna lopen van andere goden, die gij niet gekend hebt.

29. Wanneer nu de Here, uw God, u gebracht zal hebben in het land, dat gij in bezit gaat nemen, dan zult gij de zegen uitspreken op de berg Gerizim en de vloek op de berg Ebal;

30. liggen zij niet aan de overzijde van de Jordaan achter de westelijke heerbaan, in het land der Kanaänieten, die in de vlakte wonen, tegenover Gilgal bij de terebinten van More?

31. Want gij staat op het punt de Jordaan over te trekken om het land in bezit te gaan nemen, dat de Here, uw God, u geven zal, en gij zult het in bezit nemen en daarin wonen;

32. dan zult gij naarstig onderhouden al de inzettingen en de verordeningen, die ik u heden voorhoud.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 11