Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 11:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Gij zult de Here, uw God, liefhebben en alle dagen zijn dienst, zijn inzettingen, zijn verordeningen en zijn geboden in acht nemen.

2. Immers, gij kent thans – want dit geldt niet voor uw kinderen, die de tuchtiging van de Here, uw God, niet kennen en niet gezien hebben – zijn grootheid, zijn sterke hand en zijn uitgestrekte arm,

3. de tekenen en de daden, die Hij in Egypte gedaan heeft aan Farao, de koning van Egypte, en aan diens gehele land;

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 11