Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 10:9-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Daarom heeft Levi geen bezit of erfdeel met zijn broederen; de Here is zijn erfdeel, zoals de Here, uw God, tot hem gezegd heeft.

10. Ik stond dan op de berg, evenals de eerste maal, veertig dagen en veertig nachten, en ook ditmaal hoorde de Here naar mij; de Here wilde u niet vernietigen.

11. Toen zeide de Here tot mij: Maak u gereed, ga, trek op aan de spits van het volk, opdat zij in het land komen en het in bezit nemen, waarvan Ik hun vaderen gezworen heb, dat Ik het hun geven zou.

12. Nu dan, Israël, wat vraagt de Here, uw God, van u dan de Here, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de Here, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel;

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 10