Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 9:13-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de Here, onze God, niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht te slaan op uw waarheid.

14. Daarom was de Here wakker om het onheil over ons te brengen; want de Here, onze God, is rechtvaardig in al de werken die Hij doet, maar wij hebben niet geluisterd naar zijn stem.

15. Nu dan, Here, onze God, die uw volk uit het land Egypte hebt geleid met een sterke hand en U een naam hebt gemaakt, gelijk heden ten dage, – wij hebben gezondigd, wij hebben goddeloos gehandeld.

16. Here, mogen naar al uw gerechtigheid uw toorn en uw grimmigheid zich toch afwenden van uw stad Jeruzalem, uw heilige berg; want om onze zonden en om de ongerechtigheden onzer vaderen zijn Jeruzalem en uw volk tot een smaad geworden voor allen om ons heen.

17. Nu dan, hoor, o onze God, naar het gebed van uw knecht en naar zijn smeking en doe uw aangezicht lichten over uw verwoest heiligdom, – om des Heren wil.

Lees verder hoofdstuk Daniël 9