Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 5:23-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. maar gij hebt u tegen de Heer des hemels verheven: men heeft het gerei uit zijn tempel voor u gebracht, en gij en uw machthebbers, uw gemalinnen en uw bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken; gij hebt de goden geroemd van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien of horen of kennis hebben, maar de God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt.

24. Toen is door Hem de rug van een hand gezonden en dat schrift geschreven.

25. Dit is het schrift, dat geschreven is: Mene, mene, tekel ufarsin.

26. Dit is de uitlegging van de woorden: Mene: God heeft uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt;

27. Tekel: gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden;

28. Peres: uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven.

29. Toen bekleedde men Daniël, op bevel van Belsassar, met purper en hing hem een gouden keten om de hals, en men riep over hem uit, dat hij de derde heerser in het koninkrijk zou zijn.

Lees verder hoofdstuk Daniël 5