Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 5:21-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. ja, uit de gemeenschap der mensen werd hij verstoten en zijn hart werd aan dat van de dieren gelijk, en bij de wilde ezels was zijn verblijfplaats; men gaf hem gras te eten als aan de runderen en door de dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat hij erkende, dat God, de Allerhoogste, macht heeft over het koningschap der mensen en daarin aanstelt wie Hij wil.

22. Gij echter, zijn zoon Belsassar, hebt uw hart niet verootmoedigd, hoewel gij dit alles wist,

23. maar gij hebt u tegen de Heer des hemels verheven: men heeft het gerei uit zijn tempel voor u gebracht, en gij en uw machthebbers, uw gemalinnen en uw bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken; gij hebt de goden geroemd van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien of horen of kennis hebben, maar de God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt.

24. Toen is door Hem de rug van een hand gezonden en dat schrift geschreven.

25. Dit is het schrift, dat geschreven is: Mene, mene, tekel ufarsin.

26. Dit is de uitlegging van de woorden: Mene: God heeft uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt;

27. Tekel: gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden;

28. Peres: uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven.

29. Toen bekleedde men Daniël, op bevel van Belsassar, met purper en hing hem een gouden keten om de hals, en men riep over hem uit, dat hij de derde heerser in het koninkrijk zou zijn.

30. In dezelfde nacht werd Belsassar, de koning der Chaldeeën, gedood.

Lees verder hoofdstuk Daniël 5