Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 4:24-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. dit is de uitlegging, o koning, en dit is het besluit des Allerhoogsten over mijn heer, de koning:

25. men zal u verstoten uit de gemeenschap der mensen en uw verblijf zal wezen bij het gedierte des velds; men zal u gras te eten geven als de runderen en u door de dauw des hemels laten bevochtigen; en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wie Hij wil.

26. Dat men echter zeide de wortelstomp van de boom te laten staan, betekent: uw koningschap zal bestendig zijn van het ogenblik af, dat gij erkent, dat de hemel de heerschappij heeft.

27. Daarom, o koning, laat mijn raad u welgevallig zijn: doe uw zonden teniet door rechtvaardigheid en uw ongerechtigheden door erbarming jegens ellendigen – of er misschien verlenging van uw rust wezen moge.

28. Dit alles overkwam koning Nebukadnessar.

29. Na verloop van twaalf maanden, toen hij aan het wandelen was op het koninklijk paleis in Babel,

30. nam de koning het woord en zeide: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?

31. Nog was dat woord in des konings mond, toen er een stem nederklonk uit de hemel: U wordt aangezegd, o koning Nebukadnessar: het koningschap is van u geweken,

Lees verder hoofdstuk Daniël 4