Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 3:15-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Nu dan, indien gij bereid zijt, zodra gij het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei soort van muziekinstrumenten hoort, u ter aarde te werpen en het beeld te aanbidden, dat ik gemaakt heb . . . maar indien gij niet aanbidt, zult gij ogenblikkelijk in de brandende vuuroven geworpen worden; en wie is de god, die u uit mijn hand zou kunnen bevrijden?

16. Toen antwoordden Sadrak, Mesak en Abednego de koning Nebukadnessar: Wij achten het niet nodig u hierop enig antwoord te geven.

17. Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden;

18. maar zelfs indien niet – het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden.

19. Toen werd Nebukadnessar vervuld met gramschap, en zijn gelaatsuitdrukking veranderde tegen Sadrak, Mesak en Abednego; hij antwoordde en gebood, dat men de oven zevenmaal heter zou stoken dan gewoonlijk,

20. en aan enige mannen, van de sterksten uit zijn leger, gaf hij bevel Sadrak, Mesak en Abednego te binden en in de brandende vuuroven te werpen.

Lees verder hoofdstuk Daniël 3