Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 2:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. In het tweede jaar nu der regering van Nebukadnessar had Nebukadnessar een droom, waardoor zijn geest verontrust werd en het met zijn slaap gedaan was.

2. Toen gebood de koning, dat men de geleerden, de bezweerders, de tovenaars en de Chaldeeën zou roepen, om de koning zijn droom te verklaren; en zij kwamen en stonden vóór de koning.

3. De koning zeide tot hen: Ik heb een droom gehad, en mijn geest is verontrust, zodat ik die droom wil verstaan.

4. Toen spraken de Chaldeeën tot de koning: [Aramees] O, koning, leef in eeuwigheid! Zeg uw dienaren de droom en wij zullen de uitlegging te kennen geven.

5. De koning gaf de Chaldeeën ten antwoord: Het besluit staat bij mij vast; indien gij mij de droom met zijn uitlegging niet bekendmaakt, zult gij in stukken gehouwen worden en uw huizen zullen tot een puinhoop worden gemaakt,

6. maar indien gij de droom met zijn uitlegging te kennen kunt geven, zult gij geschenken en gaven en grote eer van mij ontvangen; geeft mij dus de droom met zijn uitlegging te kennen.

7. Zij gaven opnieuw ten antwoord: De koning zegge zijn dienaren de droom, dan zullen wij de uitlegging te kennen geven.

Lees verder hoofdstuk Daniël 2