Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 10:9-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Toen hoorde ik het geluid zijner woorden, en toen ik het geluid zijner woorden hoorde, viel ik bezwijmd op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde.

10. En zie, een hand raakte mij aan en deed mij op knieën en handen sidderend oprijzen.

11. En hij zeide tot mij: Daniël, gij zeer beminde man, let op de woorden die ik tot u spreek, en ga rechtop staan, want nu ben ik tot u gezonden. Toen hij dit tot mij sprak, stond ik bevende op.

12. En hij zeide tot mij: Vrees niet, Daniël, want van de eerste dag af, dat gij uw hart erop gezet hadt om inzicht te verkrijgen en om u voor uw God te verootmoedigen, zijn uw woorden gehoord, en ik ben gekomen op uw woorden.

13. Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield;

14. en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst.

Lees verder hoofdstuk Daniël 10