Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 10:16-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Maar zie, iets als een menselijke gedaante raakte mijn lippen aan; toen opende ik mijn mond en begon te spreken, en ik zeide tot hem die vóór mij stond: Mijn heer, vanwege het gezicht hebben mij weeën overvallen, en ik heb geen kracht meer over.

17. Hoe kan ik, de knecht mijns heren, spreken met u, mijnheer? Ik heb immers geen kracht meer en alle adem is mij benomen.

18. Toen raakte hij, die er uitzag als een mens, mij wederom aan en gaf mij kracht

19. en hij zeide: Vrees niet, gij zeer beminde man, vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl hij met mij sprak, werd ik gesterkt en ik zeide: Mijn heer spreke, want gij hebt mij kracht gegeven.

Lees verder hoofdstuk Daniël 10