Oude Testament

Nieuwe Testament

Amos 5:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hoort dit woord, dat Ik over u aanhef, een klaaglied, huis Israëls:

2. Gevallen is zij, zij zal niet weer opstaande jonkvrouw Israëls,nedergeworpen ligt zij op haar bodem,niemand richt haar op.

3. Want zo zegt de Here Here: De stad die met duizend uittrekt, zal er honderd overhouden, en die met honderd uittrekt, zal er tien overhouden voor het huis Israëls.

4. Want zo zegt de Here tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft.

5. Maar zoekt Betel toch niet, en komt niet naar Gilgal, en trekt niet naar Berseba. Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Betel gaat teniet.

6. Zoekt de Here en leeft, opdat Hij niet vare als een vuur in het huis van Jozef en het vertere, terwijl er geen blusser zal zijn voor Betel.

7. O, zij die het recht in alsem verkeren, en de gerechtigheid ter aarde nederwerpen!

8. Hij, die Pleiaden en Orion heeft gemaakt; Hij, die donkerheid verkeert in ochtend, en die de dag tot nacht verduistert; Hij, die het water der zee heeft opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte der aarde, – Here is zijn naam!

9. Hij, die verwoesting doet opflitsen over de sterkte, zodat verwoesting over de vesting komt.

10. Zij haten in de poort wie opkomt voor het recht, en verafschuwen wie spreekt in oprechtheid.

11. Daarom, omdat gij de geringe vertrapt en hem geschenken in koren afperst, – ook al hebt gij huizen van gehouwen steen gebouwd, gij zult er niet in wonen; ook al hebt gij kostelijke wijngaarden geplant, gij zult er de wijn niet van drinken.

12. Want Ik weet, dat uw overtredingen vele zijn, en uw zonden talrijk, – gij die de rechtvaardige benauwt, die losgeld aanneemt, en die de armen in de poort terzijde dringt.

13. Daarom zwijgt de verstandige in die tijd, want het is een boze tijd.

Lees verder hoofdstuk Amos 5