Oude Testament

Nieuwe Testament

Amos 3:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hoort dit woord, dat de Here over u spreekt, gij Israëlieten, over het ganse geslacht dat Ik uit het land Egypte heb gevoerd:

2. U alleen heb Ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken.

3. Gaan er twee tezamen, zonder dat zij het eens geworden zijn?

4. Brult een leeuw in het woud, zonder dat hij prooi heeft? Laat een jonge leeuw zijn gegrom horen uit zijn hol, tenzij hij iets heeft gevangen?

5. Schiet een vogel neer op het klapnet op de aarde, zonder dat er een lokaas voor hem is? Vliegt het klapnet op van de grond, zonder dat het iets vangt?

6. Wordt de bazuin in een stad geblazen, zonder dat de inwoners opschrikken? Geschiedt er een ramp in een stad, zonder dat de Here die bewerkt?

7. Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.

8. De leeuw heeft gebruld, – wie zou niet vrezen? De Here Here heeft gesproken, – wie zou niet profeteren?

9. Doet het horen op de burchten in Asdod en op de burchten in het land Egypte, en zegt: Verzamelt u op Samaria’s bergen en aanschouwt de grote verwarring in zijn midden en de verdrukking die men er vindt.

10. Ja, zij weten niet van recht doen, luidt het woord des Heren, zij, die geweld en onderdrukking opstapelen in hun burchten.

Lees verder hoofdstuk Amos 3