Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 7:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen de koning in zijn paleis was gaan wonen en de Here hem aan alle zijden van al zijn vijanden rust gegeven had,

2. zeide de koning tot de profeet Natan: Zie toch, ik woon in een cederen paleis, terwijl de ark Gods verblijft onder een tentkleed.

3. Toen zeide Natan tot de koning: Welaan, doe al wat in uw hart is, want de Here is met u.

4. Maar in die nacht kwam het woord des Heren tot Natan:

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 7