Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 3:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En er was een langdurige strijd tussen het huis van Saul en het huis van David; David werd gaandeweg sterker en het huis van Saul gaandeweg zwakker.

2. In Hebron werden David zonen geboren. Zijn eerstgeborene was Amnon, van Achinoam, de Jizreëlitische;

3. zijn tweede was Kileab, van Abigaïl, de vrouw van de Karmeliet Nabal; de derde was Absalom, de zoon van Maäka, de dochter van Talmai, de koning van Gesur;

4. de vierde Adonia, de zoon van Chaggit; de vijfde Sefatja, de zoon van Abital;

5. en de zesde Jitream, van Egla, de vrouw van David. Deze werden David te Hebron geboren.

6. Gedurende de strijd tussen het huis van Saul en het huis van David, kreeg Abner steeds meer invloed in het huis van Saul.

7. Saul nu had een bijvrouw gehad, die Rispa heette; zij was de dochter van Ajja. (Isboset) zeide tot Abner: Waarom zijt gij gekomen tot de bijvrouw van mijn vader?

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 3