Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 23:26-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. de Paltiet Cheles; Ira, de zoon van de Tekoïet Ikkes;

27. de Antotiet Abiëzer; de Chusatiet Mebunnai;

28. de Achochiet Salmon; de Netofatiet Maharai;

29. Cheleb, de zoon van de Netofatiet Baäna; Ittai, de zoon van Ribai, uit Gibea der Benjaminieten;

30. de Piratoniet Benaja; Hiddai uit de dalen van Gaäs;

31. de Arbatiet Abialbon; de Barchumiet Azmawet;

32. de Saälboniet Eljachba; de zonen van Jasen; Jonatan;

33. de Harariet Samma; Achiam, de zoon van de Harariet Sarar;

34. Elifelet, de zoon van Achasbai, de zoon van een Maäkatiet; Eliam, de zoon van de Giloniet Achitofel;

35. de Karmeliet Chesrai; de Arbiet Paärai;

36. Jigal, de zoon van Natan, uit Soba; de Gadiet Bani;

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 23