Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 23:20-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Voorts Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een krijgsman, groot van daden, uit Kabseël; hij versloeg de twee grote helden van Moab. Ook liet hij zich eens, op een dag dat er sneeuw lag, in een kuil zakken en doodde daarin een leeuw.

21. Hij versloeg ook een Egyptenaar, een geweldig man; in de hand van de Egyptenaar was een speer, maar hij ging met een stok op hem toe, rukte de speer uit de hand van de Egyptenaar en doodde hem met zijn eigen speer.

22. Dit heeft Benaja, de zoon van Jojada, gedaan; hij had groot aanzien onder de drie helden.

23. Onder de dertig was hij geëerd, maar tot de (eerste) drie reikte hij niet. En David gaf hem het bevel over zijn lijfwacht.

24. Asaël, de broeder van Joab, was onder de dertig; voorts Elchanan, de zoon van Dodo, uit Betlehem;

25. de Charodiet Samma; de Charodiet Elika;

26. de Paltiet Cheles; Ira, de zoon van de Tekoïet Ikkes;

27. de Antotiet Abiëzer; de Chusatiet Mebunnai;

28. de Achochiet Salmon; de Netofatiet Maharai;

29. Cheleb, de zoon van de Netofatiet Baäna; Ittai, de zoon van Ribai, uit Gibea der Benjaminieten;

30. de Piratoniet Benaja; Hiddai uit de dalen van Gaäs;

31. de Arbatiet Abialbon; de Barchumiet Azmawet;

32. de Saälboniet Eljachba; de zonen van Jasen; Jonatan;

33. de Harariet Samma; Achiam, de zoon van de Harariet Sarar;

34. Elifelet, de zoon van Achasbai, de zoon van een Maäkatiet; Eliam, de zoon van de Giloniet Achitofel;

35. de Karmeliet Chesrai; de Arbiet Paärai;

36. Jigal, de zoon van Natan, uit Soba; de Gadiet Bani;

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 23