Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 23:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Dit zijn de laatste woorden van David:Spreuk van David, de zoon van Isaï,en spreuk van de man die hoog geplaatst is,de gezalfde van Jakobs God,de liefelijke in Israëls lofzangen.

2. De Geest des Heren spreekt door mij,zijn woord is op mijn tong;

3. Israëls God spreekt,Israëls Rots zegt tot mij:Een rechtvaardige heerser over de mensen,een heerser in de vreze Gods,

4. hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon,een morgen zonder wolken:door de glans na de regenspruit jong groen uit de aarde.

5. Maar niet alzo mijn huis bij God!Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven,geordend in alles en verzekerd.Want al mijn heil en alle welbehagen,zou Hij die niet laten uitspruiten?

6. Doch de nietswaardigen – zij zijn allen als verstrooide doornen;voorwaar, zij worden niet met de hand aangevat:

7. moet iemand ze aanraken,dan voorziet hij zich van ijzer of lansschacht,en met vuur worden zij op de plaats zelf geheel verbrand!

8. Dit zijn de namen van de helden van David: Een inwoner van Sebet der Tachkemonieten, de aanvoerder der hoofdlieden, namelijk Adino, de Esniet, (zwaaide zijn speer) over achthonderd, die in één keer verslagen waren.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 23