Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 23:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Dit zijn de laatste woorden van David:Spreuk van David, de zoon van Isaï,en spreuk van de man die hoog geplaatst is,de gezalfde van Jakobs God,de liefelijke in Israëls lofzangen.

2. De Geest des Heren spreekt door mij,zijn woord is op mijn tong;

3. Israëls God spreekt,Israëls Rots zegt tot mij:Een rechtvaardige heerser over de mensen,een heerser in de vreze Gods,

4. hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon,een morgen zonder wolken:door de glans na de regenspruit jong groen uit de aarde.

5. Maar niet alzo mijn huis bij God!Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven,geordend in alles en verzekerd.Want al mijn heil en alle welbehagen,zou Hij die niet laten uitspruiten?

6. Doch de nietswaardigen – zij zijn allen als verstrooide doornen;voorwaar, zij worden niet met de hand aangevat:

7. moet iemand ze aanraken,dan voorziet hij zich van ijzer of lansschacht,en met vuur worden zij op de plaats zelf geheel verbrand!

8. Dit zijn de namen van de helden van David: Een inwoner van Sebet der Tachkemonieten, de aanvoerder der hoofdlieden, namelijk Adino, de Esniet, (zwaaide zijn speer) over achthonderd, die in één keer verslagen waren.

9. En na hem kwam Elazar, de zoon van Dodo, de zoon van een Achochiet; hij behoorde tot de drie helden. Hij was bij David, toen zij de Filistijnen tartten, die zich daar ten strijde verzameld hadden, terwijl de mannen van Israël weggetrokken waren.

10. Hij stond op en richtte een slachting aan onder de Filistijnen, tot zijn hand vermoeid werd, tot zijn hand aan het zwaard kleefde. De Here schonk op die dag een grote overwinning. Het volk keerde terug, hem na, alleen nog om te plunderen.

11. Na hem kwam Samma, de zoon van de Harariet Age. Toen de Filistijnen zich te Lechi verzameld hadden – daar was een stuk land, vol linzen – en het volk voor de Filistijnen vluchtte,

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 23