Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 22:32-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. Want wie is God behalve de Here,wie is een rots buiten onze God?

33. Die God, die mijn sterke veste isen mijn weg effen maakt;

34. die mijn voeten maakt als die der hindenen mij op mijn hoogten doet staan;

35. die mijn handen oefent ten strijde,zodat mijn armen een koperen boog spannen.

36. Ook gaaft Gij mij het schild uws heils,door mij te verhoren hebt Gij mij groot gemaakt.

37. Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden,en mijn enkels wankelden niet.

38. Ik vervolgde mijn vijanden om hen te verdelgen,en liet niet af, eer ik hen had vernietigd;

39. ik vernietigde en verpletterde hen, zodat zij niet weer opstonden,en zij vielen onder mijn voeten.

40. Gij hebt mij aangegord met kracht tot de strijd,Gij deedt onder mij bukken wie tegen mij opstonden;

41. Gij deedt mijn vijanden mij de rug toekeren,en mijn haters verdelgde ik.

42. Zij riepen om hulp, maar niemand redde,tot de Here, maar Hij antwoordde hun niet;

43. toen vermaalde ik hen als stof der aarde;ik vertrad en vertrapte hen als slijk der straten.

44. Gij deedt mij ontkomen aan de twisten van mijn volk,Gij hebt mij bewaard om hoofd te zijn der natiën;volken die ik niet kende, werden mij dienstbaar.

45. Vreemden veinsden onderdanigheid tegenover mij;nauwelijks hadden zij van mij gehoord,of zij gehoorzaamden mij.

46. Vreemden verloren hun krachten verlieten bevend hun burchten.

47. De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots,en verhoogd zij de God mijns heils,

48. de God, die mij wraak heeft verleend,die volken aan mij onderworpen heeft

49. en mij van mijn vijanden heeft bevrijd.Gij hebt mij verhoogd boven hen die tegen mij opstonden,Gij hebt mij gered van de geweldenaar.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 22