Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 22:20-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Hij leidde mij uit in de ruimte,Hij redde mij, omdat Hij welgevallen aan mij had.

21. De Here deed mij naar mijn gerechtigheid,naar de reinheid mijner handen vergold Hij mij,

22. want ik heb de wegen des Heren gehoudenen ben niet goddeloos afgeweken van mijn God.

23. Want al zijn verordeningen stonden mij voor ogenen van zijn inzettingen week ik niet af,

24. maar ik was onberispelijk voor Hem,en wachtte mij voor ongerechtigheid.

25. De Here heeft mij vergolden naar mijn gerechtigheid,naar mijn reinheid vóór zijn ogen.

26. Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw,jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk,

27. jegens de reine toont Gij U rein,maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander.

28. Het ellendige volk verlost Gij,en uw ogen zijn tegen de hovaardigen; Gij vernedert hen.

29. Want Gij, o Here, zijt mijn lamp,en de Here doet mijn duisternis opklaren.

30. Met U immers loop ik op een legerbende in,met mijn God spring ik over een muur.

31. Gods weg is volmaakt;des Heren woord is zuiver.Hij is een schild voor allendie bij Hem schuilen.

32. Want wie is God behalve de Here,wie is een rots buiten onze God?

33. Die God, die mijn sterke veste isen mijn weg effen maakt;

34. die mijn voeten maakt als die der hindenen mij op mijn hoogten doet staan;

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 22