Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 2:9-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. en koning gemaakt over Gilead, over de Asurieten, over Jizreël, over Efraïm en over Benjamin, ja, over geheel Israël.

10. Isboset, de zoon van Saul, was veertig jaar oud, toen hij koning werd over Israël, en hij regeerde twee jaar. Slechts het huis van Juda volgde David.

11. De gehele tijd, dat David te Hebron koning was over het huis van Juda, was zeven jaar en zes maanden.

12. Abner dan, de zoon van Ner, trok met de manschappen van Isboset, de zoon van Saul, uit Machanaïm naar Gibeon.

13. Ook Joab, de zoon van Seruja, en de manschappen van David, trokken uit. Zij ontmoetten elkander bij de vijver van Gibeon en bleven ieder aan een kant van de vijver.

14. Toen zeide Abner tot Joab: Laten de jonge mannen aantreden en in onze tegenwoordigheid een kampspel houden. Joab antwoordde: Dat is goed.

15. Toen traden zij aan en werden geteld: twaalf voor Benjamin, voor Isboset, de zoon van Saul, en twaalf uit de manschappen van David.

16. En zij grepen elkander bij het hoofd, en terwijl de een zijn zwaard in de zijde van de ander stiet, stortten zij samen neer; daarom noemt men die plaats Chelkat-Hassurim; zij ligt bij Gibeon.

17. Die dag werd de strijd buitengewoon hevig, en Abner en de mannen van Israël werden verslagen door de manschappen van David.

18. Nu waren aldaar drie zonen van Seruja: Joab, Abisai en Asaël; Asaël was snelvoetig als een gazel in het veld.

19. En hij achtervolgde Abner en week van achter Abner niet af, door naar rechts of naar links te gaan.

20. Toen wendde Abner zich om en vroeg: Zijt gij het, Asaël? Hij antwoordde: Ja.

21. Daarop zeide Abner tot hem: Wijk af naar rechts of naar links, grijp een van de jonge mannen en neem zijn uitrusting. Maar Asaël wilde niet achter hem vandaan gaan.

22. Abner zeide opnieuw tot Asaël: Ga toch achter mij vandaan. Waarom zou ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan uw broeder Joab onder de ogen kunnen komen?

23. Maar hij weigerde weg te gaan. Toen stak Abner hem met het achtereind van de speer in het onderlijf, zodat de speer er aan de achterkant weer uitkwam; en hij viel daar en bleef op de plaats dood. En allen die bij de plaats kwamen, waar Asaël gevallen en gestorven was, bleven stilstaan.

24. Maar Joab en Abisai achtervolgden Abner. Toen de zon ondergegaan was en zij gekomen waren bij de heuvel Amma, die ten oosten van Giach ligt, in de richting van de woestijn van Gibeon,

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 2