Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 2:19-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. En hij achtervolgde Abner en week van achter Abner niet af, door naar rechts of naar links te gaan.

20. Toen wendde Abner zich om en vroeg: Zijt gij het, Asaël? Hij antwoordde: Ja.

21. Daarop zeide Abner tot hem: Wijk af naar rechts of naar links, grijp een van de jonge mannen en neem zijn uitrusting. Maar Asaël wilde niet achter hem vandaan gaan.

22. Abner zeide opnieuw tot Asaël: Ga toch achter mij vandaan. Waarom zou ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan uw broeder Joab onder de ogen kunnen komen?

23. Maar hij weigerde weg te gaan. Toen stak Abner hem met het achtereind van de speer in het onderlijf, zodat de speer er aan de achterkant weer uitkwam; en hij viel daar en bleef op de plaats dood. En allen die bij de plaats kwamen, waar Asaël gevallen en gestorven was, bleven stilstaan.

24. Maar Joab en Abisai achtervolgden Abner. Toen de zon ondergegaan was en zij gekomen waren bij de heuvel Amma, die ten oosten van Giach ligt, in de richting van de woestijn van Gibeon,

25. verzamelden de Benjaminieten zich achter Abner, sloten zich tot één groep aaneen en hielden halt op de top van een heuvel.

26. En Abner riep Joab toe: Moet het zwaard dan maar steeds blijven verslinden? Weet gij niet, dat het einde bitter zal zijn? Hoelang zal het duren, eer gij het volk beveelt terug te keren van de achtervolging hunner broeders?

27. Joab antwoordde: Zo waar God leeft, hadt gij maar eerder gesproken, dan zou het krijgsvolk reeds deze morgen zich hebben teruggetrokken en de achtervolging van zijn broeders gestaakt hebben.

28. Toen blies Joab op de hoorn en al het volk hield halt; het achtervolgde Israël niet langer en zette de strijd niet voort.

29. Abner en zijn mannen trokken die gehele nacht door de Vlakte, staken de Jordaan over, liepen een groot deel van de dag door en kwamen te Machanaïm.

30. Maar Joab keerde terug van de achtervolging van Abner en riep het gehele volk bijeen. Van Davids manschappen werden vermist negentien man, en ook Asaël;

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 2