1. En aan Joab werd meegedeeld: Zie, de koning weent en treurt over Absalom.
2. Op die dag verkeerde de overwinning voor al het volk in rouw, daar het op die dag hoorde zeggen: De koning heeft smart om zijn zoon.
3. Daarom kwam het volk op die dag steelsgewijze de stad binnen, zoals krijgsvolk doet, dat zich schaamt als het gevlucht is uit de strijd.