Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 17:26-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Israël nu en Absalom legerden zich in het land Gilead.

27. Toen David in Machanaïm gekomen was, brachten Sobi, de zoon van Nachas, uit Rabba der Ammonieten, en Makir, de zoon van Ammiël, uit Lo-Debar, en de Gileadiet Barzillai, uit Rogelim,

28. bedden, schalen, aardewerk, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen, ook geroosterd,

29. honig, boter, kleinvee en kaas van rundermelk voor David en voor het krijgsvolk dat bij hem was, om te eten, want zij zeiden: Het volk zal wel hongerig, vermoeid en dorstig zijn geworden in de woestijn.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 17