Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 17:22-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Toen maakte David zich gereed en al het volk dat bij hem was, en zij trokken de Jordaan over. Bij het aanbreken van de morgen was er niemand meer, ook niet één, die de Jordaan niet was overgetrokken.

23. Toen Achitofel zag, dat zijn raad niet was opgevolgd, zadelde hij de ezel, begaf zich op weg en ging naar zijn huis, naar zijn stad; hij trof beschikkingen voor zijn huis en verhing zich. Zo stierf hij, en hij werd begraven in het graf van zijn vader.

24. David nu was te Machanaïm aangekomen, en Absalom was de Jordaan overgetrokken, hij en alle mannen van Israël met hem.

25. En Absalom had Amasa in plaats van Joab over het leger aangesteld. Amasa was de zoon van een man die Jitra heette, een Ismaëliet die gekomen was tot Abigal, de dochter van Nachas, de zuster van Seruja, de moeder van Joab.

26. Israël nu en Absalom legerden zich in het land Gilead.

27. Toen David in Machanaïm gekomen was, brachten Sobi, de zoon van Nachas, uit Rabba der Ammonieten, en Makir, de zoon van Ammiël, uit Lo-Debar, en de Gileadiet Barzillai, uit Rogelim,

28. bedden, schalen, aardewerk, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen, ook geroosterd,

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 17