Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 15:9-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Daarop antwoordde hem de koning: Ga in vrede. Toen stond hij op en ging naar Hebron.

10. En Absalom zond spionnen onder alle stammen van Israël met de opdracht: Zodra gij het hoorngeschal hoort, zult gij zeggen: Absalom is koning te Hebron!

11. Met Absalom gingen tweehonderd mannen uit Jeruzalem mee, genodigden die zonder argwaan meegingen en van de zaak niets afwisten.

12. Ook ontbood Absalom, toen hij de offers zou brengen, de Giloniet Achitofel, Davids raadsman, uit zijn stad Gilo. Zo werd het een machtige samenzwering, en voortdurend kwam er meer volk bij Absalom.

13. Toen kwam iemand David berichten: De mannen van Israël hebben Absaloms partij gekozen.

14. Daarop sprak David tot al zijn dienaren die te Jeruzalem bij hem waren: Staat op, laten wij vluchten, want anders zullen wij niet aan Absalom ontkomen. Gaat haastig heen, opdat hij ons niet ijlings inhale, onheil over ons brenge en de stad sla met de scherpte des zwaards!

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 15