Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 15:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hierna schafte Absalom zich een wagen en paarden aan, benevens vijftig mannen die voor hem uit moesten lopen.

2. Geregeld ging Absalom des morgens vroeg aan de kant van de weg naar de poort staan. Dan riep Absalom ieder toe, die een rechtsgeding had en tot de koning wilde gaan om recht, en vroeg: Uit welke stad zijt gij? Als hij dan antwoordde: Uw knecht komt uit deze of die stam van Israël,

3. dan zeide Absalom tot hem: Zie, uw zaken zijn goed en recht, maar van de zijde des konings is er niemand die naar u luistert.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 15