Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 14:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. De Tekoïtische vrouw zeide tot de koning: De schuld, mijn heer de koning, komt op mij neer en op mijn familie; de koning en zijn troon gaan vrijuit.

10. Toen zeide de koning: Breng ieder die iets tegen u mocht zeggen, tot mij; dan zal hij u niet meer lastig vallen.

11. Zij zeide: Laat toch de koning gedachtig zijn aan de Here, uw God, opdat de bloedwreker niet te veel onheil aanrichte en opdat zij mijn zoon niet van het leven beroven. Toen sprak hij: Zo waar de Here leeft – geen haar van uw zoon zal ter aarde vallen!

12. Daarop zeide de vrouw: Uw dienstmaagd moge toch een woord tot mijn heer de koning spreken. Hij antwoordde: Spreek.

13. En de vrouw zeide: Waarom koestert gij dan zulke gedachten tegen het volk Gods? Want doordat de koning dit woord gesproken heeft, is hij zelf als een schuldige, nu de koning niet laat terugkeren die hij verstoten heeft.

14. Want wij moeten zeker sterven, en worden als water, op de aarde uitgegoten, dat niet verzameld wordt. God neemt echter het leven niet weg, maar zoekt wegen dat een verstotene niet van Hem verstoten blijve.

15. Welnu, de reden waarom ik gekomen ben om dit woord tot de koning, mijn heer, te spreken, is deze, dat het volk mij bevreesd gemaakt heeft. Daarom dacht uw dienstmaagd: ik wil eens tot de koning spreken, misschien willigt de koning het verzoek van zijn dienstmaagd in,

16. want de koning zal gehoor geven en zijn dienstmaagd redden uit de macht van de man die mij en mijn zoon tezamen wil uitroeien uit het erfdeel Gods.

17. Ook dacht uw dienstmaagd: het woord van mijn heer de koning zal wel geruststellend zijn, want als een engel Gods, zó is mijn heer de koning, die horen kan wat goed is en kwaad. En de Here, uw God, zij met u.

18. Toen antwoordde de koning en zeide tot de vrouw: Verberg mij toch niets van wat ik u vragen zal. De vrouw zeide: Mijn heer de koning spreke.

19. Daarop sprak de koning: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde: Zo waar gij leeft, mijn heer de koning, het is niet mogelijk naar rechts of naar links uit te wijken, wanneer mijn heer de koning iets zegt. Inderdaad is het uw dienaar Joab, die mij bevolen heeft; hij heeft uw dienstmaagd al deze woorden in de mond gelegd.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 14