Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 12:16-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Toen zocht David God ter wille van de jongen, hij vastte en telkens, als hij naar binnen gegaan was, bracht hij de nacht door, liggend op de grond.

17. En de oudsten van zijn huis kwamen bij hem om hem van de grond te doen opstaan, maar hij wilde niet; ook at hij niet met hen.

18. Op de zevende dag nu stierf het kind. En de dienaren van David durfden hem niet mee te delen, dat het kind dood was. Want zij zeiden: Zie, toen het kind nog in leven was, hebben wij tot hem gesproken en heeft hij naar ons niet geluisterd; hoe zouden wij dan tot hem kunnen zeggen: het kind is dood? Hij zou iets kwaads kunnen doen.

19. Toen David zag, dat zijn dienaren onder elkaar fluisterden, begreep hij, dat het kind dood was. En David vroeg zijn dienaren: Is het kind dood? Zij zeiden: Het is dood.

20. Toen stond David op van de grond, wies zich, zalfde zich en verwisselde zijn klederen; hij ging het huis des Heren binnen en boog zich neder. Daarna ging hij naar zijn huis terug, en op zijn verzoek zetten zij hem brood voor en hij at.

21. Toen zeiden zijn dienaren tot hem: Waarom hebt gij dit gedaan? Terwijl het kind nog leefde, hebt gij ter wille daarvan gevast en geweend, maar nu het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten.

22. En hij zeide: Zolang het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend, omdat ik dacht: misschien is de Here mij genadig, zodat het kind in leven blijft.

23. Maar nu is het dood – waarom zou ik dan vasten? Kan ik het nog doen terugkeren? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij keert tot mij niet terug.

24. Daarna troostte David zijn vrouw Batseba; hij kwam tot haar en had gemeenschap met haar, zij baarde een zoon en hij noemde hem Salomo. De Here nu had hem lief:

25. Hij zond een boodschap door de profeet Natan en noemde hem Jedidja, om des Heren wil.

26. Joab deed een aanval op Rabba der Ammonieten en nam de koningsstad in.

27. Toen zond Joab boden naar David met het bericht: Ik heb op Rabba een aanval gedaan, zelfs heb ik de waterstad ingenomen.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 12