Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 11:12-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. David zeide tot Uria: Blijf ook vandaag hier, dan zal ik u morgen laten gaan. En Uria bleef in Jeruzalem die dag en de volgende dag.

13. Toen riep David hem tot zich om in zijn tegenwoordigheid te eten en te drinken, en hij maakte hem dronken. Hij echter ging des avonds heen om op zijn slaapplaats bij de knechten van zijn heer zich te ruste te leggen. En naar zijn huis ging hij niet.

14. Toen schreef David de volgende morgen een brief aan Joab en verzond die door Uria.

15. En hij schreef in die brief: Plaatst Uria in het heetst van de strijd; trekt u dan van hem terug, opdat hij getroffen worde en sneuvele.

16. Bij de belegering van de stad zette Joab toen Uria op een plaats, waarvan hij wist, dat daar geoefende strijders stonden.

17. Toen de mannen der stad een uitval deden en met Joab streden, vielen er enigen van het krijgsvolk, van de knechten van David; ook de Hethiet Uria sneuvelde.

18. Daarop liet Joab aan David de gehele loop van de strijd melden.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 11