Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 1:17-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. En David zong dit klaaglied over Saul en zijn zoon Jonatan,

18. en hij gaf bevel, de Judeeërs (dit lied van) de boog te leren; zie, het is geschreven in het Boek des Oprechten.

19. Het sieraad, o Israël – op uw hoogten ligt het verslagen!Hoe zijn de helden gevallen!

20. Verkondigt het niet te Gat,boodschapt het niet op de straten van Askelon,opdat de dochters der Filistijnen zich niet verheugen,opdat de dochters der onbesnedenen niet jubelen!

21. Bergen van Gilboa, noch dauw, noch regen,zij op u, gij velden der heffingen.Want daar is weggeworpen het schild der helden,het schild van Saul, niet met olie bestreken.

22. Zonder het bloed der verslagenen en het vet der heldenkeerde de boog van Jonatan nimmer terug,en ledig kwam het zwaard van Saul niet weder.

23. Saul en Jonatan, de beminden en lieflijken,waren in leven en sterven niet gescheiden.Zij waren sneller dan arenden, sterker dan leeuwen.

24. Dochters van Israël, weent over Saul, die u weelderig kleedde in scharlaken,die gouden sieraden hechtte aan uw klederen.

25. Hoe zijn de helden gevallente midden van de strijd!Jonatan ligt verslagen op uw hoogten.

26. Het is mij bang om u, mijn broeder Jonatan,gij waart mij zeer lief;uw liefde was mij wonderlijker dan liefde van vrouwen.

27. Hoe zijn de helden gevallen,de krijgswapenen verloren gegaan!

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 1