Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 7:9-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En op de achtste dag hielden zij een feestelijke vergadering, want de inwijding van het altaar hadden zij zeven dagen lang gevierd; het feest duurde zeven dagen.

10. Op de drieëntwintigste dag van de zevende maand liet hij het volk naar hun tenten gaan, verheugd en welgemoed wegens het goede dat de Here aan David, aan Salomo en aan zijn volk Israël gedaan had.

11. Toen Salomo het huis des Heren en het huis des konings voltooid had, en alles wat Salomo in de zin gekomen was, in het huis des Heren en in zijn eigen huis te maken, voorspoedig tot stand gebracht had,

12. verscheen de Here aan Salomo des nachts en zeide tot hem: Ik heb uw gebed gehoord en deze plaats voor Mij tot een huis der offeranden verkoren.

13. Wanneer Ik de hemel toesluit, zodat er geen regen is, wanneer Ik de sprinkhanen gebied het land kaal te vreten, indien Ik pest onder mijn volk zend,

14. en mijn volk waarover mijn naam is uitgeroepen, verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en hun land herstellen.

15. Thans zullen mijn ogen geopend zijn, en zullen mijn oren luisteren naar het gebed te dezer plaatse.

16. Thans heb Ik dit huis verkoren en geheiligd, opdat mijn naam daar zij tot in eeuwigheid; mijn ogen en mijn hart zullen daar zijn al de dagen.

17. Wat u aangaat, indien gij voor mijn aangezicht wandelt, zoals uw vader David gewandeld heeft, en doet naar alles wat Ik u geboden heb, en mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht neemt,

18. dan zal Ik uw koningstroon bevestigen, zoals Ik Mij jegens uw vader David verbonden heb met de woorden: nimmer zal u een man ontbreken, die over Israël heerst.

19. Maar indien gij u afkeert en mijn inzettingen en verordeningen die Ik u voorgehouden heb, verlaat, andere goden gaat dienen en u voor hen nederbuigt,

20. dan zal Ik hen uitrukken uit mijn land dat Ik hun gegeven heb; dit huis dat Ik aan mijn naam geheiligd heb, zal Ik dan van mijn aangezicht wegwerpen, en Ik zal het tot een spreekwoord en een spotrede onder alle volken maken.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 7