Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 34:11-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. zij gaven het aan de werklieden en aan de bouwlieden, om gehouwen stenen te kopen en hout voor de binten, teneinde daarmee de gebouwen die de koningen van Juda hadden laten vervallen, van zolders te voorzien.

12. De mannen deden het werk trouw, en over hen waren aangesteld om leiding te geven, van de Merarieten: de Levieten Jachat en Obadja, en van de Kehatieten: Zekarja en Mesullam. Alle Levieten, die muziekinstrumenten konden bespelen,

13. stonden aan het hoofd van de lastdragers en hadden, bij welke arbeid ook, de leiding over al de werklieden. Sommige Levieten waren schrijvers, opzieners en poortwachters.

14. Toen zij het geld dat in het huis des Heren gebracht was, te voorschijn haalden, vond de priester Chilkia het boek van de wet des Heren, gegeven door Mozes.

15. En Chilkia nam het woord en zeide tot de schrijver Safan: Ik heb het wetboek gevonden in het huis des Heren. Daarop gaf Chilkia het boek aan Safan,

16. en Safan bracht het boek naar de koning. Bovendien bracht hij de koning verslag uit en zeide: Al wat aan uw dienaren is opgedragen, dat doen zij:

17. zij hebben het geld dat zich in het huis des Heren bevond, uitgestort, en hebben het zowel hun die met het opzicht belast zijn, als hun die het werk verrichten, ter hand gesteld.

18. Ook deelde de schrijver Safan de koning mede: De priester Chilkia heeft mij een boek gegeven. En Safan las de koning daaruit voor.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 34