Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 33:15-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Hij verwijderde de vreemde goden en het stenen beeld uit het huis des Heren, benevens al de altaren die hij op de berg van het huis des Heren en in Jeruzalem gebouwd had, en wierp ze buiten de stad.

16. Voorts richtte hij het altaar des Heren weer op, offerde daarop vredeoffers en lofoffers, en beval Juda, de Here, de God van Israël, te dienen.

17. Toch bleef het volk nog offeren op de hoogten, maar alleen aan de Here, hun God.

18. Het overige van de geschiedenis van Manasse, zijn gebed tot zijn God en de woorden die de zieners tot hem gesproken hebben in de naam van de Here, de God van Israël, zie, dit staat in de geschiedenis der koningen van Israël.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 33