Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 30:25-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. De gehele gemeente van Juda, de priesters, de Levieten, de gehele gemeente die uit Israël gekomen was, en de vreemdelingen, zowel die uit het land van Israël gekomen waren, als die in Juda woonden, verheugden zich.

26. Er was grote vreugde in Jeruzalem, want sinds de dagen van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, was iets dergelijks in Jeruzalem niet geschied.

27. Toen stonden de levitische priesters op en zegenden het volk, en hun stem werd gehoord; hun gebed kwam tot in zijn heilige woning, tot in de hemel.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 30