Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 3:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Ter versiering voorzag hij het vertrek van kostbare steen. Het goud was goud van Parwaïm.

7. Aldus overtrok hij het vertrek, de balken, de drempels, zijn wanden en zijn deurvleugels met goud; en op de wanden graveerde hij cherubs.

8. Voorts maakte hij het vertrek van het heilige der heiligen; de lengte ervan, langs de breedte van het huis, was twintig el, en de breedte eveneens twintig el; hij overtrok het met fijn goud van zeshonderd talenten.

9. Het gewicht der spijkers was vijftig sikkels goud. De bovenvertrekken overtrok hij eveneens met goud.

10. Hij maakte in het vertrek van het heilige der heiligen twee cherubs, beeldhouwwerk, en men overtrok ze met goud.

11. De vleugels der cherubs hadden een gezamenlijke lengte van twintig el; de ene vleugel van de éne was vijf el en raakte aan de wand van het huis, terwijl de andere vleugel vijf el was en aan de vleugel van de andere cherub raakte.

12. En de ene vleugel van de tweede cherub was vijf el en raakte aan de wand van het huis, terwijl de andere vleugel vijf el was en aansloot aan de vleugel van de eerste cherub.

13. De vleugels van deze cherubs strekten zich twintig el uit; zelf stonden zij op hun voeten met hun aangezichten naar het huis.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 3