Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 25:2-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, maar niet met een volkomen toegewijd hart.

3. Zodra hij het koningschap vast in handen had, bracht hij de dienaren om, die zijn vader, de koning, hadden gedood.

4. Maar hun kinderen bracht hij niet ter dood, overeenkomstig hetgeen geschreven staat in de wet, in het boek van Mozes, waar de Here geboden heeft: De vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de vaders, maar ieder zal om zijn eigen zonde sterven.

5. Daarna riep Amasja Juda bijeen en stelde het op naar de families, naar de oversten der duizenden en naar de oversten der honderden van geheel Juda en Benjamin; hij telde hen, van twintig jaar oud en daarboven, en bevond, dat er driehonderdduizend krijgers waren, die in het leger konden uitrukken, die speer en schild hanteerden.

6. Ook huurde hij uit Israël honderdduizend krijgsknechten voor honderd talenten zilver.

7. Maar een man Gods kwam tot hem en zeide: O koning, laat het leger van Israël niet met u gaan, want de Here is niet met Israël, met al die Efraïmieten.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 25