Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 20:13-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Geheel Juda stond voor het aangezicht des Heren, zelfs hun kleine kinderen, hun vrouwen en hun zonen.

14. Toen kwam in het midden der gemeente de Geest des Heren op de Leviet Jachaziël, de zoon van Zekarja, de zoon van Benaja, de zoon van Jeïel, de zoon van Mattanja, uit de zonen van Asaf,

15. en hij zeide: Luistert, geheel Juda en inwoners van Jeruzalem en koning Josafat! Zo zegt de Here tot u: weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt voor deze grote menigte, want het is geen strijd van u, maar van God.

16. Morgen moet gij tegen hen oprukken; wanneer zij de helling van Sis bestegen hebben, zult gij hen aantreffen aan het einde van het beekdal vóór de woestijn van Jeruël.

17. Niet gij zult hierbij behoeven te strijden: stelt u op, blijft staan, dan zult gij zien, dat de Here u de overwinning geeft. Juda en Jeruzalem, weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt; morgen moet gij tegen hen uittrekken, de Here is met u.

18. Toen boog Josafat zich neer met het aangezicht ter aarde, en geheel Juda en de inwoners van Jeruzalem wierpen zich neer voor het aangezicht des Heren, om de Here te aanbidden.

19. En de Levieten, behorende tot de Kehatieten en de Korachieten, stonden op om de Here, de God van Israël, met zeer krachtige stem te loven.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 20