Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 2:5-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Het huis, dat ik ga bouwen, zal groot zijn, want onze God is groter dan alle goden.

6. Wie zou in staat zijn voor Hem een huis te bouwen, want de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan Hem niet bevatten. Wie ben ik dan, dat ik voor Hem een huis zou bouwen, indien het niet was om voor zijn aangezicht offers te ontsteken?

7. Nu dan, zend mij een man, die bedreven is in de bewerking van goud, zilver, koper, ijzer, roodpurper, karmozijn en blauwpurper, en die het verstaat graveerwerk te vervaardigen, samen met de vaklieden die bij mij in Juda en in Jeruzalem zijn, en waarvoor mijn vader David gezorgd heeft.

8. Zend mij ook ceder-, cypresse-, en algummimhout van de Libanon, want mij is bekend, dat uw knechten de bomen van de Libanon weten te vellen; en zie, mijn knechten zullen uw knechten helpen,

9. hout in overvloed voor mij gereed te maken, want het huis, dat ik ga bouwen, zal groot en wonderbaar zijn.

10. Zie, in ruil voor de houthakkers, die de bomen vellen, geef ik tot voedsel voor uw knechten twintigduizend kor tarwe, twintigduizend kor gerst, twintigduizend bath wijn en twintigduizend bath olie.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 2