Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 11:2-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Maar het woord des Heren kwam tot Semaja, de man Gods:

3. Zeg tot Rechabeam, de zoon van Salomo, de koning van Juda, en tot geheel Israël, in Juda en Benjamin:

4. zó zegt de Here: gij zult optrekken noch strijden tegen uw broeders. Keert terug, ieder naar zijn huis, want door Mij is deze zaak geschied. Toen luisterden zij naar de woorden des Heren en keerden terug zonder tegen Jerobeam op te trekken.

5. Rechabeam woonde te Jeruzalem, en hij bouwde in Juda vestingsteden:

6. hij bouwde Betlehem, Etam, Tekoa,

7. Bet-Sur, Soko, Adullam,

8. Gat, Maresa, Zif,

9. Adoraïm, Lakis, Azeka,

10. Sora, Ajjalon en Hebron, die in Juda en in Benjamin liggen, vestingsteden.

11. Hij versterkte de vestingen, en zond er bevelhebbers heen, en voorraden van levensmiddelen, olie en wijn;

12. bovendien naar elke stad schilden en speren. En hij maakte ze buitengewoon sterk. Juda en Benjamin behoorden hem toe.

13. De priesters en de Levieten echter uit geheel Israël voegden zich uit hun gehele gebied bij hem,

14. want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezitting en gingen naar Juda en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maakten voor de Here het priesterambt te bekleden.

15. Want hij stelde zich priesters aan voor de hoogten, voor de veldgeesten, en voor de kalveren die hij gemaakt had.

16. Na hen zijn uit al de stammen van Israël zij die hun hart erop gezet hadden de Here, de God van Israël, te zoeken, te Jeruzalem gekomen, om aan de Here, de God hunner vaderen, te offeren.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 11