Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 4:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een van de vrouwen der profeten riep tot Elisa om hulp en zeide: Uw knecht, mijn man, is gestorven, en gij weet zelf, dat uw knecht de Here vreesde. En nu is de schuldeiser gekomen om mijn beide kinderen als slaven voor zich weg te halen.

2. En Elisa vroeg haar: Wat kan ik voor u doen? Vertel mij, wat gij in uw huis hebt. En zij antwoordde: Uw dienstmaagd heeft niets in huis behalve een kruikje olie.

3. Toen zeide hij: Ga heen, vraag buitenshuis vaten van al uw buren, ledige vaten; laat het er niet weinige zijn.

4. Ga dan naar binnen, sluit de deur toe achter u en uw zonen en giet in al die vaten; en wat vol is, moet ge laten wegzetten.

5. Zij ging van hem weg, sloot de deur achter zich en haar zonen toe; dezen plaatsten steeds (de vaten) bij haar en zij goot steeds door.

6. Toen de vaten vol waren, zeide zij tot haar zoon: Breng mij nog een vat. Maar hij zeide tot haar: Er is geen vat meer. Toen hield de olie op te stromen.

7. Zij ging het de man Gods vertellen, en deze zeide: Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuld, en leef met uw zonen van het overige.

8. Op zekere dag begaf Elisa zich naar Sunem. Daar woonde een welgestelde vrouw, die bij hem aandrong, dat hij zou blijven eten. En zo vaak hij op zijn doorreis daar kwam, ging hij erheen om te eten.

9. En zij zeide tot haar man: Zie toch, ik weet, dat het een heilige man Gods is, die altijd bij ons aankomt.

10. Laat ons dan nu een kleine gemetselde bovenkamer maken, en daar voor hem een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar plaatsen, opdat hij, wanneer hij bij ons komt, daar zijn intrek kan nemen.

11. Op zekere dag kwam hij daar; hij nam zijn intrek in de bovenkamer en legde zich daar te ruste.

12. Vervolgens zeide hij tot zijn knecht Gechazi: Roep deze Sunamitische. Toen hij haar geroepen had, bleef zij voor hem staan.

13. En hij zeide tot Gechazi: Zeg tot haar: zie, gij hebt u voor ons al deze moeite getroost; wat kan er nu voor u gedaan worden? Is er iets waarover ik voor u tot de koning of tot de legeroverste kan spreken? Maar zij antwoordde: Ik woon te midden van mijn familie.

14. En Elisa zeide: Maar wat kan er dan voor haar gedaan worden? Gechazi zeide: Zij heeft helaas geen zoon, en haar man is oud.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 4