Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 25:7-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. de zonen van Sedekia bracht men voor diens ogen ter dood; en hij liet de ogen van Sedekia verblinden en hem met twee koperen ketenen binden; en men bracht hem naar Babel.

8. Daarna, in de vijfde maand, op de zevende van de maand – dat was het negentiende jaar van koning Nebukadnessar, de koning van Babel – kwam Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, de dienaar van de koning van Babel, te Jeruzalem,

9. en verbrandde het huis des Heren en het koninklijk paleis; alle huizen in Jeruzalem, althans alle huizen der aanzienlijken, verbrandde hij met vuur.

10. En het leger der Chaldeeën, dat met de bevelhebber van de lijfwacht was, haalde gezamenlijk de muren rondom Jeruzalem neer.

11. De rest van het volk, die in de stad nog was overgebleven, en de overlopers die naar de koning van Babel overgelopen waren – de rest van de menigte voerde Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, in ballingschap.

12. Slechts enige van de armen van het land liet de bevelhebber van de lijfwacht achterblijven als wijngaardeniers en als landbouwers.

13. Voorts braken de Chaldeeën de koperen zuilen die in het huis des Heren waren, aan stukken, alsmede de onderstellen en de koperen zee die in het huis des Heren waren; en zij voerden het koper daarvan naar Babel.

14. Ook de potten, de scheppen, de messen, de schalen en al het koperen gereedschap, waarmede men de dienst verrichtte, namen zij mee.

15. En de vuurpannen, de sprengbekkens, al wat van goud en van zilver was, nam de bevelhebber van de lijfwacht mee.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 25