Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 22:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Josia was acht jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde eenendertig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Jedida, een dochter van Adaja; zij was uit Boskat.

2. Hij deed wat recht is in de ogen des Heren en wandelde op al de wegen van zijn vader David; hij week niet af, rechts noch links.

3. In het achttiende jaar nu van koning Josia zond de koning de schrijver Safan, de zoon van Asaljahu, de zoon van Mesullam, naar het huis des Heren met de opdracht:

4. Ga naar de hogepriester Chilkia; laat hij het geld gereed houden, dat in het huis des Heren gebracht is, dat de dorpelwachters ingezameld hebben van het volk;

5. laat men het ter hand stellen aan de opzichters die over het huis des Heren aangesteld zijn, opdat dezen het geven aan hen die het werk verrichten, die in het huis des Heren bezig zijn om de bouwvallige gedeelten van de tempel te herstellen:

6. aan de werklieden, de bouwlieden en de metselaars, en voor het aankopen van hout en gehouwen stenen, om de tempel te herstellen;

7. maar van het geld dat hun ter hand wordt gesteld, worde geen verantwoording gevraagd, want zij handelen in goed vertrouwen.

8. En de hogepriester Chilkia zeide tot de schrijver Safan: Ik heb het wetboek gevonden in het huis des Heren. En Chilkia gaf het boek aan Safan en deze las het.

9. En de schrijver Safan kwam bij de koning, deed hem verslag en zeide: Uw dienaren hebben het geld dat zich in de tempel bevond, uitgestort en het ter hand gesteld aan de opzichters die aangesteld waren over het huis des Heren.

10. Ook deelde de schrijver Safan de koning mede: De priester Chilkia heeft mij een boek gegeven. En Safan las het de koning voor.

11. Zodra de koning de woorden van het wetboek gehoord had, scheurde hij zijn klederen.

12. En de koning gebood de priester Chilkia, Achikam, de zoon van Safan, Akbor, de zoon van Michaja, de schrijver Safan en Asaja, de dienaar des konings:

13. Gaat de Here raadplegen ten behoeve van mij, van het volk en van geheel Juda, over de woorden van dit gevonden boek, want groot is de gramschap des Heren, die over ons ontbrand is, omdat onze vaderen naar de woorden van dit boek niet hebben geluisterd en niet hebben gedaan overeenkomstig al wat ons voorgeschreven is.

14. En de priester Chilkia en Achikam, Akbor, Safan en Asaja gingen naar de profetes Chulda, de vrouw van de klederbewaarder Sallum, de zoon van Tikwa, de zoon van Charchas. Zij nu woonde te Jeruzalem in het nieuwe gedeelte. En zij spraken met haar.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 22