Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 21:5-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. En hij bouwde altaren voor het gehele heer des hemels in de beide voorhoven van het huis des Heren.

6. Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, liet zich in met toverij en waarzeggerij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan. Hij deed veel, dat kwaad is in de ogen des Heren, en krenkte Hem daardoor.

7. Hij plaatste ook een beeld van Asjera, dat hij gemaakt had, in het huis, waarvan de Here gezegd had tot David en diens zoon Salomo: In dit huis, hier in Jeruzalem, dat Ik verkoren heb uit al de stammen van Israël, zal Ik mijn naam vestigen tot in eeuwigheid;

8. Ik zal Israëls voet niet meer doen wijken van het land dat Ik aan hun vaderen gegeven heb, indien zij slechts naarstig doen naar al wat Ik hun geboden heb, en naar de gehele wet, die mijn knecht Mozes hun geboden heeft.

9. Maar zij luisterden niet; want Manasse verleidde hen, zodat zij meer kwaad deden dan de volken die de Here vóór de Israëlieten had verdelgd.

10. Daarom sprak de Here door zijn knechten, de profeten, aldus:

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 21