Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 17:30-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. de mensen van Babel maakten (een beeld van) Sukkot-Benot, de mensen uit Kuta van Nergal, de mensen uit Hamat van Asima,

31. en de Awwieten van Nibchaz en Tartak. De Sefarwieten verbrandden hun kinderen voor Adrammelek en Anammelek, de goden van Sefarwaïm.

32. Daarnaast vereerden zij de Here en stelden uit alle kringen priesters voor de hoogten aan, die voor hen dienst deden in de tempels op de hoogten.

33. Zij vereerden de Here, maar bleven ook hun goden dienen naar de gewoonte van de volken waaruit men hen had weggevoerd.

34. Tot op de huidige dag doen zij naar de vroegere gewoonten. Zij vereren de Here niet, en doen niet naar de inzettingen en verordeningen, naar de wet en het gebod, welke de Here geboden had aan de zonen van Jakob, aan wie Hij de naam Israël had gegeven.

35. Met hen toch had de Here een verbond gesloten en hun geboden: Gij moogt geen andere goden vereren, u voor hen niet nederbuigen, noch hen dienen of aan hen offeren.

36. Maar de Here, die u uit het land Egypte heeft gevoerd, met grote kracht en met uitgestrekte arm, Hem moet gij vereren, voor Hem u nederbuigen en aan Hem offeren;

37. en de inzettingen, de verordeningen, de wet en het gebod, die Hij u heeft voorgeschreven, zult gij te allen tijde naarstig onderhouden. Gij zult geen andere goden vereren,

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 17