Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 17:19-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Ook Juda heeft de geboden van de Here, zijn God, niet onderhouden, maar gewandeld naar de inzettingen die Israël had ingesteld.

20. Daarom verwierp de Here het gehele geslacht van Israël. Hij vernederde hen en gaf hen over in de macht van plunderaars, totdat Hij hen van zijn aangezicht had weggeworpen.

21. Toen Hij Israël losgescheurd had van het huis van David, en zij Jerobeam, de zoon van Nebat, tot koning hadden gemaakt, had Jerobeam Israël van de Here afgetrokken en hen grote zonde doen bedrijven,

22. zodat de Israëlieten wandelden in al de zonden die Jerobeam begaan had; zij weken daarvan niet af,

23. totdat de Here Israël van voor zijn aangezicht verwijderde, zoals Hij gesproken had door al zijn knechten, de profeten. En Israël werd uit zijn land in ballingschap weggevoerd naar Assur, tot op de huidige dag.

24. De koning van Assur bracht mensen uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm en deed hen wonen in de steden van Samaria in plaats van de Israëlieten. Zij namen Samaria in bezit en vestigden zich in de steden daarvan.

25. In de eerste tijd nu, dat zij daar woonden, vereerden zij de Here niet; daarom zond de Here leeuwen onder hen, die sommigen van hen doodden.

26. Toen zeide men tot de koning van Assur: De volken die gij hebt weggevoerd en in de steden van Samaria hebt doen wonen, kennen de juiste dienst van de God des lands niet; daarom heeft Hij leeuwen onder hen gezonden en zie, deze doden hen, omdat zij de juiste dienst van de God des lands niet kennen.

27. Toen gebood de koning van Assur: Brengt daarheen één van de priesters die gij vandaar hebt weggevoerd, om daar te gaan wonen; hij moet hun de juiste dienst van de God des lands leren.

28. Toen kwam één van de priesters die men uit Samaria weggevoerd had; deze ging te Betel wonen en leerde hun, hoe zij de Here moesten vereren.

29. Daarnaast maakte elk volk zijn eigen goden, en zij plaatsten die in de tempels op de hoogten, welke de Samaritanen hadden gebouwd, elk volk voor zich, in de steden waar zij woonden:

30. de mensen van Babel maakten (een beeld van) Sukkot-Benot, de mensen uit Kuta van Nergal, de mensen uit Hamat van Asima,

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 17