Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 17:14-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Maar zij hadden niet geluisterd doch zich even hardnekkig betoond als hun vaderen, die niet vertrouwd hadden op de Here, hun God.

15. Zij hadden zijn inzettingen veracht en zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gesloten had, alsook zijn vermaningen, die Hij tot hen gericht had; zij hadden achter de ijdelheden aan gelopen, zodat zij tot ijdelheid werden, en achter de volken aan, die rondom hen woonden, ofschoon de Here hun geboden had niet te doen zoals deze.

16. Zij hadden al de geboden van de Here, hun God, verlaten en zich gegoten beelden gemaakt, twee kalveren; ook hadden zij gewijde palen gemaakt, en zich neergebogen voor het gehele heer des hemels en de Baäl gediend.

17. Voorts hadden zij hun zonen en dochters door het vuur doen gaan, waarzeggerij en wichelarij gepleegd en zich verkocht om te doen wat kwaad is in de ogen des Heren en Hem daardoor te krenken.

18. Daarom was de Here zeer vertoornd geworden op Israël en had hen van voor zijn aangezicht verwijderd: niets bleef er over dan alleen de stam van Juda.

19. Ook Juda heeft de geboden van de Here, zijn God, niet onderhouden, maar gewandeld naar de inzettingen die Israël had ingesteld.

20. Daarom verwierp de Here het gehele geslacht van Israël. Hij vernederde hen en gaf hen over in de macht van plunderaars, totdat Hij hen van zijn aangezicht had weggeworpen.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 17