Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 15:18-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren; hij week al zijn dagen niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven,

19. Pul, de koning van Assur, trok tegen het land op; Menachem gaf Pul duizend talenten zilver, opdat deze hem zou bijstaan om het koningschap in zijn hand te bevestigen.

20. En Menachem hief dit geld van Israël, van alle vermogende lieden, om het de koning van Assur te geven: vijftig sikkels zilver per hoofd. Toen keerde de koning van Assur terug en bleef daar niet in het land.

21. Het overige van de geschiedenis van Menachem en al wat hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

22. Menachem ging bij zijn vaderen te ruste, en zijn zoon Pekachja werd koning in zijn plaats.

23. In het vijftigste jaar van Azarja, de koning van Juda, werd Pekachja, de zoon van Menachem, koning over Israël te Samaria, en regeerde twee jaar.

24. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven.

25. Zijn hoofdman Pekach, de zoon van Remaljahu, smeedde een samenzwering tegen hem en sloeg hem dood te Samaria, in de burcht van het koninklijk paleis, ook Argob en Arje, met de hulp van vijftig mannen uit de Gileadieten; hij doodde hem en werd koning in zijn plaats.

26. Het overige van de geschiedenis van Pekachja en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël.

27. In het tweeënvijftigste jaar van Azarja, de koning van Juda, werd Pekach, de zoon van Remaljahu, koning over Israël te Samaria; hij regeerde twintig jaar.

28. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven.

29. In de dagen van Pekach, de koning van Israël, kwam Tiglatpileser, de koning van Assur, en veroverde Ijjon, Abel-Bet-Maäka, Janoach, Kedes en Hasor, Gilead en Galila, het gehele land van Naftali; en hij voerde de bevolking in ballingschap naar Assur.

30. En Hosea, de zoon van Ela, smeedde een samenzwering tegen Pekach, de zoon van Remaljahu; hij sloeg hem dood en werd koning in zijn plaats in het twintigste jaar van Jotam, de zoon van Uzzia.

31. Het overige van de geschiedenis van Pekach en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël.

32. In het tweede jaar van Pekach, de zoon van Remaljahu, de koning van Israël, werd Jotam koning, de zoon van Uzzia, de koning van Juda.

33. Hij was vijfentwintig jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde zestien jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Jerusa; zij was de dochter van Sadok.

34. Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vader Uzzia gedaan had.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 15